De iPhone: statussymbool, zakelijk werkpaard of gewoon onmisbaar verlengstuk van de mens. Maar wat kost dat stukje hightech eigenlijk – in tijd? Uit nieuwe cijfers blijkt dat Zwitsers en Amerikanen slechts een paar werkdagen hoeven te tikken om de nieuwste iPhone 17 af te rekenen, terwijl Indiase werknemers er bijna een half jaar voor moeten buffelen.
Volgens cijfers van Jemlit.com is het prijsverschil van de iPhone wereldwijd niet alleen een kwestie van winkelwaarde, maar vooral van koopkracht. En dat levert soms onthutsende contrasten op. Terwijl een Zwitser met gemiddeld inkomen na 17 uur werken al een iPhone 17 (prijskaartje: 1.003 dollar) kan afrekenen, moet een Indiase werknemer daar 967 uur voor maken. Omgerekend zo’n zes maanden. En nee, daar zitten geen vakantiedagen tussen.
Ook Amerikanen komen er relatief goed vanaf: na 2,6 werkdagen is de klus geklaard. In Zuid-Korea duurt het iets langer: 6,5 werkdagen. De situatie in Europa? Minder rooskleurig. In Hongarije of Portugal tikt de teller door tot drie weken werk, en in Mexico of Brazilië zelfs meer dan 40 werkdagen.
De minst gelukkige landen? India, Vietnam en Turkije. Met dank aan hoge invoerrechten, luxeheffingen en zwakke valuta kost de iPhone in Turkije inmiddels 1.885 dollar. Dat betekent ruim tweeënhalve maand werken – en dat is vóórdat men aan accessoires als hoesjes, screenprotectors of MagSafe-opladers begint.
Intussen stroomt de kas van Apple vrolijk vol. Alleen al met iPhones draaide de techgigant in het tweede kwartaal een omzet van 44,6 miljard dollar. Dat is omgerekend 5.670 dollar per seconde. Of anders gezegd: Apple verdient in acht seconden wat een gemiddelde Amerikaanse werknemer in een jaar bij elkaar sprokkelt.


