Bij de helft van de Nederlandse huishoudens is inmiddels een glasvezelkabel aangelegd. Dat staat in de nieuwste Telecommonitor van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De versnelling van de aanleg van glasvezel die de ACM begin dit jaar zag, heeft zich in het tweede kwartaal doorgezet. Met een groei van 220.000 nieuwe aansluitingen (20.000 meer dan in het eerste kwartaal) ligt er nu bij ruim 4,1 miljoen van de 8 miljoen huishoudens glasvezel tot aan de meterkast. Daarvan hebben er 1,8 miljoen daadwerkelijk een abonnement voor breedbandinternet via glasvezel.
Breedband
Daarmee wint breedbandinternet via glasvezel terrein, met name ten opzichte van koper (DSL): het aantal breedbandabonnementen via een koperverbinding is met 15.000 gedaald tot 2,3 miljoen. Het aantal huishoudens met breedband via de kabel blijft stabiel op 3,5 miljoen.
De marktaandelen van de aanbieders van breedbandinternet zijn in het tweede kwartaal gelijk gebleven: KPN en VodafoneZiggo blijven de grootste aanbieders, met marktaandelen van 35 tot 45 procent. Het marktaandeel van T-Mobile bedroeg tussen de 5 en 10 procent en dat van Delta Fiber tussen de 0 en 5 procent.
Televisie
Ook op het gebied van televisie wint glasvezel terrein: in het tweede kwartaal is het aantal tv-abonnementen via glasvezel met 50.000 gestegen tot 1,4 miljoen. Voor het eerst sinds jaren is het aantal televisieabonnementen via de kabel tot net onder de 4 miljoen gedaald. Het aantal digitale tv-abonnementen (bijvoorbeeld via DSL, DVB of satelliet) blijft ook afnemen en is gedaald tot 1,95 miljoen.
Telefonie
Er waren in het tweede kwartaal 22,6 miljoen mobiele simkaarten actief (abonnementen en prepaid); 1,4 procent meer dan in het eerste kwartaal. Het mobiele dataverbruik is 16 procent gegroeid tot 309 miljoen gigabyte. Intussen is het aantal mobiele belminuten 7 procent gedaald tot 12,2 miljard en het aantal sms’jes met 7 procent tot 560 miljoen.
Het aantal belminuten via een vaste telefoonlijn is gedaald naar 2 miljard. Dat is 20 procent minder dan de plotselinge piek die in het tweede kwartaal van vorig jaar ontstond rond de invoering van de coronamaatregelen.